elkaar aantrekken in French

elkaar aantrekken [ɛlkarantrɛkən] adhére

Sentence patterns related to "elkaar aantrekken"

1. Vogelvoer kan ook vogels aantrekken.

2. Ik zou hem wel eens willen aantrekken.

3. Ik zou maar iets flitsends aantrekken.

4. Ik kan spullen in de winkel aantrekken.

5. We moeten ze binnen drie kwartier onder onze kleren aantrekken.

6. Ik zie ertegen op, maar ik moet mijn jurk aantrekken.

7. Bloemen moeten potentiële bestuivers aantrekken en hun te eten geven.

8. En deze vredige gemoedsgesteldheid van ons kan anderen tot onze boodschap aantrekken.

9. Ik kan niet eens mijn broek dichtdoen of een jas aantrekken.

10. Rubberen bandjes aantrekken om een klap op het hoofd te geven.

11. Een superieure houding zal hen niet tot Jehovah’s aanbidding aantrekken.

12. Dat is door het aantrekken en afstoten van de individuele deeltjes binnenin de vloeistof.

13. Er zijn 350 dierentuinen in de Verenigde Staten die jaarlijks 175 miljoen bezoekers aantrekken.

14. Dus, jij gaat niet één... maar drie slechte spelers aantrekken om Giambi te vervangen?

15. Eiwitmoleculen en DNA-moleculen ontmoeten elkaar toevallig, herkennen elkaar en omarmen elkaar.

16. Je kan op z'n minst je bikini aantrekken en komen kijken hoe ik volleybal speel.

17. Ze lachten elkaar uit en beledigden elkaar.

18. Ze kunnen ook met elkaar handelen of elkaar beschermen.

19. Iedereen kende elkaar en liep vaak bij elkaar binnen.

20. Een man en een vrouw ontmoeten elkaar, leren elkaar kennen en worden verliefd op elkaar.

21. Vrienden vertellen elkaar de waarheid. Ze verraden elkaar niet.

22. Cheerleaders bij elkaar...

23. Kennen we elkaar?

24. Jullie gebruiken elkaar.

25. Vrienden helpen elkaar.