bouwval in French
bouwval [bɑuwvɑl] ruine
Sentence patterns related to "bouwval"
1. Damaskus wordt een afbrokkelende bouwval
2. Maar het was nu gewoon verwaarloosd en op weg een bouwval te worden.
3. Zoals geprofeteerd, werd er op de plaats waar het oude Babylon lag, niets meer dan „een steenhoop” en „een afbrokkelende bouwval” overgelaten. — Jesaja 14:12-14; 13:17-22.
4. Maar Jesaja schildert vervolgens een scherpe tegenstelling als hij tot Jehovah zegt: „Want gij hebt een stad tot een steenhoop gemaakt, een versterkte stad tot een afbrokkelende bouwval, een woontoren van vreemden tot wat geen stad meer is, die zelfs tot onbepaalde tijd niet herbouwd zal worden. . . .
5. Jesaja spreekt er nu een van uit: „Gij hebt een stad tot een steenhoop gemaakt, een versterkte stad tot een afbrokkelende bouwval, een woontoren van vreemden tot wat geen stad meer is, die zelfs tot onbepaalde tijd niet herbouwd zal worden” (Jesaja 25:2).
6. 14 Een voorbeeld van Gods raadsbesluit staat in Jesaja 25:2, waar wij lezen: „Gij hebt een stad tot een steenhoop gemaakt, een versterkte stad tot een afbrokkelende bouwval, een woontoren van vreemden tot wat geen stad meer is, die zelfs tot onbepaalde tijd niet herbouwd zal worden.”
7. God voorzei dat een stad een ruïne zou worden: „Gij hebt een stad tot een steenhoop gemaakt, een versterkte stad tot een afbrokkelende bouwval, een woontoren van vreemden tot wat geen stad meer is, die zelfs tot onbepaalde tijd niet herbouwd zal worden” (Jesaja 25:2).