iets in English
iets [its] anything, something
Sentence patterns related to "iets"
1. Quid pro quo Iets voor iets.
2. Zijn verschijning had iets koninklijks, iets opzienbarends.
3. Iets onmenselijks.
4. Gewoon iets kerstmisachtigs bekijken of iets dergelijks.
5. Ik voelde meteen iets nieuws, iets verontrustends.
6. Iets zeldzaams.
7. Speel iets.
8. Iets waardeloos, iets wat God haat, willen we toch nooit als iets aantrekkelijks beschouwen?
9. Iets gebruiken om iets anders voor te stellen.
10. Iets illegaals.
11. Iets ertussenin.
12. Iets gevonden?
13. Probeert iets?
14. Tenminste iets.
15. Iets heets.
16. Iets gewoons.
17. Hier staat iets.
18. Nog iets meer.
19. Iets meer sensueel.
20. Iets er tussenin.
21. Of iets menselijks dat geënt is op iets onmenselijks.
22. Iets majestueuzer, zoals:
23. Strange verbergt iets.
24. Niemand weet iets.
25. Ze bekokstooft iets.
26. Iedereen pakte iets.
27. Ik zie iets.
28. Is er iets?
29. Iets verkeerds gezegd?
30. Doe iets geniaals.
31. Er druppelt iets.
32. Zeg dan iets
33. Ze verbergen iets.
34. Er was iets...
35. Ze mompelde iets.
36. Maar ik kan iets van mijn leven maken, iets buitengewoons doen.
37. Iets is veranderd.
38. Ik vergeet iets.
39. Nog iets, John?
40. Ik mis iets.
41. Niemand doet iets
42. Ik ruik iets
43. Niet iets stoffelijks maar iets wat van zeer grote betekenis was.
44. Nu over iets echt alledaags: zand. Nu over iets echt alledaags: zand.
45. Iets rijdends is opgeblazen.
46. Iets over persoonlijke vervulling.
47. Misschien iets minder defensief.
48. Dat is iets groots.
49. Er moet iets zijn.
50. Heb je iets aangeraakt?