hetzelfde in English
hetzelfde [hɛtsɛlvdə] thesame
Sentence patterns related to "hetzelfde"
1. Hetzelfde wapen.
2. Altijd hetzelfde.
3. Hetzelfde spul als dit en hetzelfde spul als dit.
4. Hetzelfde als altijd.
5. Altijd hetzelfde liedje.
6. op hetzelfde vel
7. Langsscheeps geldt hetzelfde.
8. Altijd hetzelfde gezeik.
9. Andere omstandigheden, hetzelfde besluit
10. De olifant heeft hetzelfde skelet, de orka heeft hetzelfde skelet, als wij.
11. Pete heeft hetzelfde kapsel.
12. Doe hetzelfde als voorheen.
13. Hetzelfde geldt voor democratie.
14. Dat is niet hetzelfde.
15. Hetzelfde als altijd, toch?
16. We willen allebei hetzelfde.
17. Hetzelfde geldt voor jou.
18. Is dat hetzelfde ravijn?
19. Mannen zijn allemaal hetzelfde.
20. Dezelfde verwarring, hetzelfde verdriet, hetzelfde gevoel van verraad en nergens bij te horen.
21. Het is alle dagen hetzelfde.
22. We zitten in hetzelfde schuitje.
23. Ze hebben alle hetzelfde uiterlijk.
24. U dient hetzelfde te doen.
25. Doen wij niet hetzelfde werk?
26. In postzegels, voor hetzelfde doel.
27. Onze kleinkinderen doen nu hetzelfde.
28. Hij sliep in hetzelfde zand.
29. Jij moet je hetzelfde voelen.
30. Dus ze zijn fysiek hetzelfde.
31. Hij en ik zijn hetzelfde.
32. Hetzelfde geldt voor de trein.
33. Is munt hetzelfde als pistache?
34. We hebben allebei hetzelfde doel.
35. De standaard verkoopprijs bleef hetzelfde.
36. Maar het resultaat is hetzelfde.
37. En jullie vleugels zijn hetzelfde.
38. Omdat het precies hetzelfde was.
39. Hetzelfde gif als bij Prothero.
40. Deze twee zijn praktisch hetzelfde.
41. Camille trof hetzelfde gebied als Katrina.
42. Hetzelfde beginsel geldt in deze tijd.
43. Die mensen vertonen waarschijnlijk hetzelfde gedrag.
44. Vergeven is niet hetzelfde als goedpraten.
45. 30 Hetzelfde geldt voor onze lectuurtas.
46. Voor mij zijn ze allemaal hetzelfde.
47. We zitten gewoon in hetzelfde team.
48. Wie ertegen is, met hetzelfde teken.
49. Hetzelfde geldt voor de zaagmolen, Pilar.
50. Niet echt, nog zo'n beetje hetzelfde.