gisten in English

gisten [xistən] ferment

Sentence patterns related to "gisten"

1. ‘Door een beetje zuurdesem gaat het hele deeg gisten’

2. Beetje zuurdesem laat hele deeg gisten (6-8)

3. 9 Door een beetje zuurdesem* gaat het hele deeg gisten.

4. Weten jullie niet dat door een beetje zuurdesem* het hele deeg gaat gisten?

5. ‘Door een beetje zuurdesem gaat het hele deeg gisten’ (10 min.):

6. Hij verstopte het in grote potten van klei en liet het de hele winter in de klokkentoren gisten.

7. Een vrouw voegt wat zuurdeeg toe aan een hoeveelheid meel, en de hele massa gaat gisten.

8. Welk aspect van de prediking wordt geïllustreerd door het feit dat het zuurdeeg de hele massa laat gisten?

9. De apostel Paulus waarschuwde dat waarheid en leugen niet samengaan en zei dat zelfs „een weinig zuurdeeg . . . de gehele massa [doet] gisten” (Galáten 5:9).

10. Paulus gaf betreffende een immorele man in de gemeente de raad: ’Een weinig zuurdeeg doet het gehele deeg gisten.

11. Hierdoor wordt de reine gemeente op liefdevolle wijze beschermd, want ’een weinig zuurdeeg doet het gehele deeg gisten’ (1 Kor.

12. Dat heeft deels te maken met de koolhydraten in de bloem die voldoende gehydrateerd worden tijdens het kneden en gisten.

13. Een transportband vervoert ze naar een opslagruimte waar de bonen bij een vooraf ingestelde temperatuur en vochtigheid zullen gaan gisten en rijpen.

14. Net zoals een weinig zuurdeeg een hele massa doet gisten, zo kunnen valse leraren of een tendens tot afval een hele gemeente corrumperen.

15. Net zoals een beetje zuurdeeg het hele brooddeeg doet gisten, zo zou de gemeente in Gods ogen onrein worden als de verderfelijke invloed van de zondige man niet werd verwijderd.

16. Eén groep mensen zei dat je je informatie kan distilleren, je kan ze eruit halen, afzonderen en opdienen. Een andere groep keerde het om en zei: nee, je kan het laten gisten.