evenzeer in English

evenzeer [evənzer] also, likewise, too alike, allthesame, equally

Sentence patterns related to "evenzeer"

1. Gedrag begint evenzeer bij geloof.

2. ons licht brande evenzeer.

3. Mijn neigingen zijn alom bekend en worden al evenzeer betreurd.

4. De djembé weet bezoekers evenzeer te boeien als Afrikanen.

5. Een toonbeeld van vooruitgang maar evenzeer een wrede beschaving.

6. Ik verlang evenzeer naar het herstel van de monarchie als u.

7. 10 Deze richtlijn inzake heiligheid geldt evenzeer voor de kinderen in een christelijk gezin.

8. In de verhouding van de mens tot God is dit evenzeer het geval.

9. 10 Zij die geestelijke hoererij plegen, komen evenzeer in aanmerking voor het oordeel (Openbaring 17:3-6).

10. Een evenzeer belangrijke hervorming was de afschaffing van de publicani (belastingspachters), die werden vervangen door bezoldigde belastingsontvangers.

11. Zijn grootvader, Bob Orton Sr., vader, ”Cowboy” Bob Orton en oom, Barry “O” Orton waren evenzeer professioneel worstelaars.

12. Tijdens die periode begon men aan ambitieuze projecten en de ruwe grondstoffen waren er niet alleen voor de militaire industrie, maar evenzeer voor verbruiksgoederen.

13. Dit brengt enorme uitdagingen voor de economische groei met zich mee, want met onze uitgebreide koolstofinfrastructuur betekent dat, als onze economieën groeien, onze uitstoot evenzeer groeit.

14. Laat de cursisten inzien dat ‘de goedgunstigheid Gods’ evenzeer op Jezus Christus slaat. Gebruik daartoe de plaat ‘De geboorte van Jezus Christus’ (62116; Evangelieplatenboek [2009], nummer 30).

15. 4 Ter verdere beklemtoning van het volkomen falen van Babylons goden vervolgt de profetie: „Zij moeten overhellen; zij moeten zich allen evenzeer neerbuigen; zij zijn eenvoudig niet in staat de last ontkoming te verschaffen, maar hun eigen ziel moet in gevangenschap gaan” (Jesaja 46:2).