eer in English

eer [er] before, previousto honor, honour preferably preferably, rathe

Sentence patterns related to "eer"

1. Moed met eer.

2. Familie, eer...

3. Wreed zonder eer

4. Eer politieke bestuurders

5. Gezin, rechtvaardigheid, eer...

6. Roem en eer...

7. Betoon werkgevers eer

8. Jij krijgt de eer.

9. Robin beschermde haar eer.

10. altijd zingen tot uw eer.

11. Alleen dan bereik je eer.

12. Je vrouw haar eer verdedigen?

13. Bouwen tot eer van Jehovah

14. Eer betekende je vaders dood.

15. Ik houd mijn banier in eer.

16. Eer alle soorten van mensen

17. Jij... hebt geen enkele... eer.

18. allemaal rusten ze vol eer,

19. Mij komt geen eer toe.

20. eer Jehovah op ieder moment.

21. Alle eer werd aan God gegeven.

22. Dit is een strijd om eer.

23. Wie worden „dubbele eer” waardig geacht?

24. Wat een eer betoont u me.

25. Ik kom je geen eer bewijzen.

26. 4 Hoe betonen wij politieke bestuurders eer?

27. Heb je je eer aan hem gegeven?

28. Vergeef me, Vader, als mijn eer verlangt.

29. Eiste Daniël de eer voor zichzelf op?

30. Het is een eer, Meester Panda.

31. Kwam Job daarvoor de eer toe?

32. Dieven kennen nog eer, politici niet.

33. Die eer valt mij toe, kanselier.

34. en schande zal je eer bedekken.

35. Ik gun hem de eer niet.

36. Door eerlijk te zijn eer je Jehovah

37. Het is'n eer voor u te navigeren.

38. Ned Stark was een man van eer.

39. Voor zichzelf en voor z'n eigen eer.

40. Hem dienen gaf me veel vrijheid en eer.

41. Het ging om de eer van het huis.

42. Een man van eer betaalt altijd z'n schulden.

43. Haal de test vanavond met eer en dienstbaarheid.

44. Zijn grafschrift luidt: „Hij stierf voor Gods eer.”

45. Ik zal hun eer veranderen in oneer.

46. Hij won in alle eer en deugd.

47. Soms is't tijd voor dapperheid zonder eer.

48. Je vader verloste zichzelf met eer, Kal.

49. Loop naar de hel met je eer.

50. Dat zijn de Gevechten om de Eer.