detective in English
detective [detɛktivə] detective
Sentence patterns related to "detective"
1. Detective Fritz, Moordzaken.
2. Dit is mijn partner, detective Ganet.
3. Detective Lambert, geloof ik.
4. Detective Hancock begreep het.
5. Jij hangt wat de detective uit.
6. Ik bel m'n detective.
7. Ik wil praten met detective Carver
8. De slechtste detective ter wereld?
9. Detective, wie dit ook deed is nog steeds daarbuiten.
10. Hoofdpersonage is de detective Hercule Poirot.
11. Dat werkt alleen in detective-films.
12. Is dit uw eerste wacht, detective?
13. Je hebt hier een kans, detective.
14. De sleutel die kwam.. Met ons laatste bericht van Detective Kerry.
15. Is dit niet een conflict van belang, detective?
16. Praat met de detective die hem voor de Atlanta-verkrachtingen arresteerde.
17. Ze vond het niet leuk toen ze hoorde dat je geen detective bent
18. Ik ben geen detective Ned, maar jij hangt aan de kroonluchter.
19. Ze was niet blij dat je geen detective was, dat je had gelogen.