brood in English

brood [brot] bread, loaf

Sentence patterns related to "brood"

1. Het brood.

2. Brood. Worst. Rijst.

3. Bier is eigenlijk vloeibaar brood; brood is bier in vaste vorm.

4. Ruik je geroosterd brood?

5. „Zend uw brood uit”

6. Geef ze wat brood.

7. Het is nep brood.

8. Pak brood en cornflakes.

9. „Ons brood voor vandaag”

10. Rechtvaardige niet zonder brood (25)

11. Ik raak geen brood aan.

12. Of brood, kaas of yoghurt.

13. Dit brood is niet beboterd.

14. Alleen maar aardappels en brood.

15. Bonen, vlees, aardappels en brood.

16. Hé, waar is mijn brood?

17. Elisa vermeerdert brood (42-44)

18. Brood is tegenwoordig een luxeartikel!”

19. Mayuko eet brood als ontbijt.

20. Nee, twee sneetjes geroosterd brood.

21. We hebben samen het brood gebroken.

22. Vier dagen op water en brood.

23. Ik heb brood en melk nodig.

24. Molens die brood op tafel brengen

25. Mayuko eet brood voor het ontbijt.

26. Geen stof happen voor je brood.

27. Jij gaf me dat walnoten brood.

28. Mijn bruine brood zullen binnenkort verdwenen.

29. ’Zend uw brood uit op het water’

30. Voed je daarom met meer dan brood

31. en breng brood naar degene die vlucht.

32. 3 kilo aardappels en een brood per...

33. Wat zou een stuk brood heerlijk smaken!

34. Ligt er een brood in de oven?

35. + 23 Neem ook een rond brood, een ringvormig brood dat met olie bereid is en een platte koek uit de mand met ongezuurd brood die vóór Jehovah staat.

36. 6 Toen gaf de priester hem het heilige brood,+ want er was geen ander brood. Dit toonbrood was uit Jehovah’s aanwezigheid weggenomen en op diezelfde dag door vers brood vervangen.

37. Wijn en brood voor sterfelijk mens (15)

38. Dat brood doet er niet meer toe.

39. En een brood voor het hoofd, alstublieft.

40. Ongezuurd brood: Er mag enkel brood worden gebruikt dat alleen van tarwebloem en water is gemaakt, zoals ongezouten joodse matses.

41. Omdat er één brood is, zijn wij, hoewel velen, één lichaam, want wij hebben allen deel aan dat ene brood.”

42. Omdat er één brood is, zijn wij, hoewel velen, één lichaam, want wij hebben allen deel aan dat ene brood.

43. Ik verdien vandaag zelfs mijn brood met fluiten.

44. De meeste mensen zien geen brood in kernfusie.

45. Jongeman, mag ik iets van je brood hebben?

46. Een stuk brood kan je honger stillen en als je hoop hebt, vind je brood om je in leven te houden.

47. Beter dan muf van de school winkel brood.

48. Toen gaf hij het brood aan Judas Iskariot.

49. Het brood van het avondmaal symboliseert Christus’ lichaam.

50. In ruil voor wat brood en een linzengerecht!