agentschap in English
agentschap [aɤ°ɛntsxɑp] agency
Sentence patterns related to "agentschap"
1. Het agentschap hield zich afzijdig.
2. Het agentschap zorgt voor zijn veldagenten.
3. Lake, ik ben de directeur van het agentschap.
4. Ze vroeg dit toen ze nog bij het agentschap zat.
5. Het wordt beheerd door het Bibliografisch Agentschap voor het Hoger Onderwijs (ABES).
6. Ze voorkwam dat het agentschap een op hol geslagen operatie kon stoppen.
7. Het is voorbij argument dat het Agentschap nu is kreupel en zijn reputatie aan flarden.
8. De postbus waar het agentschap de foto's heen stuurde is contant betaald en voor een maand gehuurd.
9. John Fiedler, vice- directeur van de CIA... en een carrière officier van het agentschap... was betrokken als het brein achter de moordaanslag
10. En dat was een visioen van een ́vuist vol met geld " ( niet minder ) reizen zonder zichtbare agentschap, langs de muur op de hoek van de St. Michael's Lane.
11. Uit een onderzoek uit 1993 onderzoek van het agentschap voor culturele zaken bleek dat meer Japanners karaoke hadden gezongen in dat jaar, dan hadden deelgenomen aan de traditionele bezigheden zoals bloemschikken (ikebana) of theeceremonies.