Use "aanrecht" in a sentence

1. Op het aanrecht, naast de koelkast.

2. Nog steeds problemen met de aanrecht?

3. Misschien moet ik jou op het aanrecht zetten.

4. Ik kan niet echt kankeronderzoek op het aanrecht doen.

5. De oudste sleepte een stoel naar het aanrecht.

6. Zorg dat er geen rommel op het aanrecht of de keukentafel ligt.

7. Dan staat er dus geen vuile afwas op het aanrecht.

8. ❏ Keuken: Reinig het fornuis, het aanrecht, de gootsteen en de kraan.

9. Was je handen, snijplank, bestek, borden en aanrecht met heet sop voordat je iets anders gaat bereiden.

10. Toen ik het huis binnenkwam, zag ik dat het aanrecht in de keuken vol lag met boodschappen.

11. Maar in het brein zijn de gevolgen van het achterop raken met poetsen misschien veel erger dan alleen de gêne van een smerig aanrecht hebben.

12. Al doet u dagelijks de afwas en houdt u het fornuis en het aanrecht schoon, dan nog is het nodig om de keuken regelmatig — op zijn minst een keer per maand — grondiger schoon te maken, zoals achter het fornuis en de koelkast en in het kastje onder de gootsteen.