uitdelen in French

uitdelen [əʏdelən] dispenser, distribue

Sentence patterns related to "uitdelen"

1. Ik ga er straks wat uitdelen.

2. Ik heb je geleerd hoe je een klap moet uitdelen.

3. Het was de eerste keer dat de mensen op straat zo veel Getuigen traktaten zagen uitdelen.

4. Waar is de Pete gebleven die een klap kon uitdelen als ie in de knoei zat?

5. Hij begon grif gehoor te geven aan valse beschuldigingen en ging met de grootste gestrengheid straffen uitdelen.

6. God zal een eerlijke straf uitdelen, want de barmhartigheid kan de gerechtigheid niet beroven (zie Alma 42:25).

7. Tot nu toe kon het Westen, met een beetje handigheid de lakens uitdelen in elke uithoek van de wereld.

8. Je zou hun uniformen kunnen betalen, je zou geen schoolgeld kunnen vragen, je zou latrines kunnen bouwen, je zou aan de meisjes maandverband kunnen uitdelen enz. enz.

9. In plaats van informatie te verschaffen middels het uitdelen van pamfletten, zoals zo vaak het geval is, doen ze het met theatergezelschappen, liederen, muziek, dans.

10. Als Gods gerechtigheid daarentegen beperkt was geweest tot het uitdelen van beloning of straf, dan zou de situatie waarin de mensheid verkeert, hopeloos zijn geweest.

11. Al wie hem erkenning heeft gegeven, zal hij overvloed van heerlijkheid verlenen, en hij zal hen werkelijk onder velen doen heersen; en de grond zal hij uitdelen tegen een prijs” (Daniël 11:39).