toch wel in French

toch wel [tɔxwɛl] si

Sentence patterns related to "toch wel"

1. Toch wel, lieveling.

2. Dat snap je toch wel?

3. Je kunt toch wel motorrijden, hè?

4. Dan moet ik toch wel wat doen?’

5. Toch wel het fundament van onze republiek.

6. En, de zilveren kogels, ze deden toch wel iets?

7. U hebt toch wel wat te eten voor de dame?

8. Je weet toch wel dat het middel licht ontvlambaar is?

9. Maar je beseft zelf toch wel hoe bizar dit allemaal klinkt?

10. William, je weet toch wel dat alles wat bestaat zichzelf verzonnen heeft?

11. De toekomst heeft toch wel meer voor ons in petto dan gelei?

12. Wanneer ik die had, had ik toch wel gewed op een geverfd paard.

13. Dat zal de wereld me op een of andere manier toch wel aandoen.

14. Zoals, bijvoorbeeld, het verzinnen van belachelijke redenen, waarom veroudering eigenlijk toch wel goed is.

15. U weet toch wel dat uw plan de gehele defensie-industrie van slag heeft gebracht?

16. Je weet toch wel dat het de geestelijkheid verboden is het bed te delen met vorsten.

17. Tot de onreinheid van de oude wereld terugkeren zou dan toch wel het toppunt van dwaasheid zijn!

18. Maar na die ouvertures, laten we eerlijk zijn, maakt hij er toch wel een saaie boel van.