neerkomen in French
eerkomen [nerkomən] abattre
Sentence patterns related to "neerkomen"
1. Maar dat zou neerkomen op diefstal.
2. Zo’n nieuw huwelijk zou neerkomen op overspel.
3. Het beëindigen van dat leven zou neerkomen op een abortus.
4. Opzettelijk een zwangerschap beëindigen zou op abortus neerkomen.
5. Zou dat neerkomen op het verlenen van onsterfelijkheid?
6. Of zouden pogingen daartoe neerkomen op dweilen met de kraan open?
7. Dat zou erop neerkomen dat „wij toegeven geen antwoord te hebben”.
8. Het is de som van de interferentiepatronen van twee regendruppels die vlak bij elkaar neerkomen.
9. Ook een ’compliment’ met een seksuele ondertoon, een schuine mop of een sensuele blik kan op seksuele intimidatie neerkomen.
10. Als daar geen gegronde bewijzen voor zijn, zou dat dan niet op blind geloof neerkomen?
11. Het staan in welke houding maar ook zou dan neerkomen op deelname aan de ceremonie.
12. Alleen op het toeval vertrouwen, zou neerkomen op wat hout en een beitel in een betonmolen gooien.
13. Verkwikkende dauw is het product van duizenden nietige waterdruppeltjes die zachtjes neerkomen, schijnbaar uit het niets.
14. Ten slotte hief hij uit frustratie zijn grote vuist op en liet hem met volle kracht neerkomen op de voorruit, waardoor die versplinterde.
15. Maar dat zou erop neerkomen dat hij hun helemaal niet toestond uit te proberen onafhankelijk van hem te zijn.
16. Ze kunnen grote sprongen maken en op een uitspringende rand neerkomen die nauwelijks groot genoeg is voor alle vier de poten.
17. Investeren moet in deze nieuwe economie neerkomen op het beschermen en onderhouden van de ecologische activa waar onze toekomst op berust.
18. Af en toe laten ze een plens water op je hoofd neerkomen, maar daarna steekt de wind op, die je weer droog blaast.
19. Een kind zulke correctie onthouden zou er feitelijk op neerkomen dat je het haat; streng onderricht geven is een daad van liefde.
20. + 6 Maar ze bleven zich tegen hem verzetten en spottend spreken. Daarom schudde hij zijn kleren uit+ en zei tegen ze: ‘Laat jullie bloed op je eigen hoofd neerkomen.
21. Als wij met betrekking tot het geven van onszelf of onze middelen karig of terughoudend zouden zijn, zou dit erop neerkomen dat wij God beroven. — Vergelijk Lukas 21:1-4.
22. Volgens de historicus Massimo Firpo zou „het gebruik van de omgangstaal . . . neerkomen op het slechten van een taalbarrière [het gebruik van het Latijn] die de exclusieve zeggenschap van de geestelijkheid over religieuze aangelegenheden beveiligde”.
23. „Jehovah zal stellig de waardigheid van zijn stem doen horen en zal het neerkomen van zijn arm doen zien, in de woede van toorn en de vlam van een verslindend vuur en wolkbreuk en slagregen en hagelstenen.
24. Wanneer die „horens” vervolgens de strijd aanbinden tegen het Lam, Jezus Christus, door de vredelievende getuigen van Jehovah aan te vallen, zal God zijn terechtstellingszwaard op die natiën en hun legers laten neerkomen, en „zij zullen geenszins ontkomen”. — Openbaring 17:3-6, 12-17.
25. 27 Toen nu koning Noach van de woorden vernam die Abinadi tot het volk had gesproken, was ook hij verbolgen; en hij zei: Wie is Abinadi, dat ik en mijn volk door hem zouden worden geoordeeld, of awie is de Heer, die een zo grote rampspoed op mijn volk zal doen neerkomen?