krom in French

krom [krɔm] courbe

Sentence patterns related to "krom"

1. Zo krom als de sikkel en zo hard als de hamer.

2. Hij is krom, omdat ie door een paard is getrapt.

3. die gerechtigheid verafschuwen en al wat recht is krom maken,+

4. De as is krom en er is een blad van de schroef afgebroken.

5. De benen worden vergeleken met „mannen van vitale kracht” die krom en wankel zijn geworden.

6. „Hij die in rechtschapenheid wandelt, zal in zekerheid wandelen, maar hij die zijn wegen krom maakt, zal zichzelf doen kennen.

7. Je ziet een mensaap, voorovergebogen, we hebben dit plaatje allemaal gezien in het natuurhistorisch museum en hij loopt krom, en zijn hoofd is naar beneden gebogen, en

8. Je moet dus goed bedenken: je hebt een neuronenraster, en nu krijg je een louter mechanische wijziging in de positie van het raster, waardoor je mentale ervaring krom wordt.

9. Terecht zegt de bijbel dan ook: „Beter is de onbemiddelde die in zijn rechtschapenheid wandelt, dan al wie krom is in zijn wegen, ook al is hij rijk” (Spreuken 28:6).

10. „[Ze dienen] om u te bevrijden van de slechte weg,” zegt Salomo, „van de man die verkeerde dingen spreekt, van hen die de paden der oprechtheid verlaten om de wegen der duisternis te bewandelen, van hen die zich verheugen in kwaaddoen, die blij zijn over de verkeerdheden van slechtheid, wier paden krom zijn en die slinks zijn in hun gangen.” — Spreuken 2:12-15.