flauw in French

flauw [flɑuw] bébête, sot

Sentence patterns related to "flauw"

1. Geen flauw idee.

2. Ik ga flauw vallen.

3. Ik viel'n keer flauw toen m'n moeder eieren klopte.

4. Hij kan een beetje te flauw doen in wedstrijden.

5. Het meisje begon flauw te glimlachen.

6. Je viel flauw voor de Ellcrys.

7. We hebben de dagelijkse dingen: stinkende kleren en flauw eten.

8. Het mannetje valt flauw op het moment van de climax.

9. Of ik zal flauw. -- Een plaag o ́zowel uw huis!

10. Maar toen moet ik duizelig zijn geworden en flauw zijn gevallen.

11. " Wat zullen we doen, George? ", Zegt Eliza flauw.

12. Je hebt geen flauw idee hoe m'n leven is.

13. Eenmaal binnen valt hij flauw door zijn verwondingen en uitputting.

14. Ik denk eruit zien als een idioot en flauw vallen zal het goed doen daar.

15. Je hebt zelfs geen flauw idee voor een wereldverbazingwekkende technologie, nietwaar?

16. Ik heb nog nooit iemand flauw zien vallen van te veel hoesten.

17. Ik had er geen flauw idee van hoe ik een longontsteking bij een tienjarige moest behandelen.

18. (Audio) NR: Het zal echt flauw klinken, want het was gewoon een dag lopen met rugzak en gps en notitieboekje, en alles oprapen wat een fossiel zou kunnen zijn.

19. Blijkbaar zaten er vensters langs de bovenrand. Het dak had waarschijnlijk flauw hellende vlakken met een nok in het midden zodat het water ervan af zou lopen (Genesis 6:14-16).