beantwoorden in French

beantwoorden [bəɑntwordən] correspondreà, respondre

Sentence patterns related to "beantwoorden"

1. 10 min: Vragen beantwoorden over feestdagen.

2. Deze vraag moet hij eerst beantwoorden.

3. Kon je de telefoon niet beantwoorden?

4. U gaat mij elke vraag eerlijk beantwoorden.

5. 4.1 E-mails beantwoorden, doorsturen en afdrukken

6. Ha Ni kan het niet beantwoorden.

7. (b) Welke vragen gaan we beantwoorden?

8. Hij weet alle vragen goed te beantwoorden.

9. Bevat teksten die 20 Bijbelse vragen beantwoorden

10. Ministers moeten de vragen van de Kamers beantwoorden.

11. Alsof ik dit wil beantwoorden, betweterige ouwe zak?

12. Gregor schrok toen hij zijn stem horen beantwoorden.

13. Jij gaat eerst een paar vragen beantwoorden.

14. U mag elke vijandige actie naar gelieven beantwoorden.

15. Veel archeologen zullen die vraag eveneens ontkennend beantwoorden.

16. Als adoptieouders kunnen we ze niet allemaal beantwoorden.

17. Die vraag kunnen we beantwoorden met een eenvoudige illustratie.

18. Bied na de lezing aan zijn vragen te beantwoorden.

19. Liet Jezus na de vraag van de man te beantwoorden?

20. We moeten het schrift ontcijferen om die vraag te beantwoorden.

21. Wij allen zouden die vraag voor onszelf moeten beantwoorden.

22. Bij ratten kunnen we deze vraag stellen en beantwoorden.

23. Ik moest een andere vraag beantwoorden: was een amputatie noodzakelijk?

24. Om die vraag te beantwoorden gaan we een wereldkaart bekijken.

25. Het is een eeuwenoude vraag die we niet kunnen beantwoorden.

26. In Homerus' epos, 'De Odyssee', moest Odysseus zijn 'waarom' beantwoorden.

27. * Hij vond antwoorden op vragen die geen enkele andere religie kon beantwoorden.

28. Demonstreer hoe we nuttige inlichtingen kunnen vinden om een vraag te beantwoorden.

29. Als spreker ben je altijd verplicht de vraag „Waarom?” te kunnen beantwoorden.

30. Laat de cursisten de volgende vragen beantwoorden in hun Schriftendagboek of aantekenschrift:

31. Een eenvoudige illustratie zou ons kunnen helpen deze vraag te beantwoorden.

32. In de Bijbel staan fascinerende uitspraken die deze vragen helpen beantwoorden.

33. Onze adjunct-directeur Clark is beter in staat om dat te beantwoorden.

34. Stephanie Mann, die dom genoeg was om mijn mailtjes te beantwoorden.

35. Onderstreep woorden of zinsneden die u helpen de volgende vragen te beantwoorden:

36. Professoren in de methodologie van klinisch onderzoek mogen deze vraag niet beantwoorden.

37. Kleinere kinderen kunnen misschien commentaar geven over de illustraties of eenvoudige vragen beantwoorden.

38. Ik denk dat ik de vraag over gokken net zo kort kan beantwoorden.

39. En het is onmogelijk die vraag goed te beantwoorden zonder een afbeelding.

40. Mujiba, uit Maleisië, haar grote kracht is dat zij elke vraag kan beantwoorden.

41. De Getuigen konden al mijn vragen aan de hand van de Bijbel beantwoorden.

42. Velen hebben daarom de conclusie getrokken dat deze vraag niet te beantwoorden is.

43. Ze kon mijn vragen niet beantwoorden dus bleef ik met die vragen zitten.

44. We gaan eens naar drie belangrijke vragen kijken die je daarvoor moet beantwoorden.

45. Iemand om klanten hun plaats aan te wijzen en de telefoon te beantwoorden.

46. Om deze vraag te beantwoorden, moeten we terugbladeren in het familiealbum naar wat babyfoto's.

47. Nadat ik mijn scriptie aan de jury had uitgelegd, begon ik vragen te beantwoorden.

48. 17 Jehovah gebruikt engelen en mensen om gebeden te beantwoorden (Hebreeën 1:13, 14).

49. Hij had met een jezuïet gesproken die zijn vragen over bijbelse profetieën niet kon beantwoorden.

50. 21 Soms zult u niet aan een of ander door Paulus besproken aspect van liefde beantwoorden.