arm in French
arm [ɑrm] bras pauvre malheureux
Sentence patterns related to "arm"
1. Arm in arm voor de strijd.
2. Hele arm.
3. De Right Arm?
4. In m'n arm.
5. Met een gebroken arm?
6. Hak zijn arm eraf.
7. Mijn arm wordt koud.
8. Je brak zijn arm.
9. Mijn arm werd gevoelloos.
10. Pak die arm beet.
11. Zijn hand zit vast aan zijn arm en zijn arm zit vast aan...
12. Jij, arm naar beneden.
13. Je arm laten verzorgen.
14. En m'n arm bijna gebroken!
15. JEHOVAH heeft een machtige arm.
16. Zijn arm zal volledig verschrompelen
17. Ze hebben de arm uitgeschakeld.
18. Deze arm zal er af moeten.
19. Ik heb een arm gebroken.
20. Vertrouw op Jehovah’s reddende arm
21. Dat je arm zal verschrompelen?
22. Ze heeft haar arm gebroken.
23. De Right Arm hielp ons.
24. Mijn vader is arm, majesteit.
25. zijn arm is gebroken”, verklaart Jehovah.
26. Iedere arm kan hierdoor zelfstandig bewegen.
27. De trillingen lieten mijn arm schudden.
28. Je hele arm op tafel, Mirjam.
29. Sla je arm om me heen.
30. Je hakt iemand nog'n arm af.
31. We moeten de arm dichtschroeien en verbinden.
32. U bent rijk en ik ben arm.
33. Hoe is het met je arm?
34. Oh, mijn God, jij arm klein...
35. Ik heb last van mijn arm.
36. Moeder was arm en was analfabete.
37. Ja, zo lang als je arm.
38. Dus zorgde mijn arm voor redding*+
39. Dus bracht zijn eigen arm redding,*
40. Ze is in haar arm geraakt.
41. hij bewerkt het met zijn krachtige arm.
42. en zijn arm zal de Chaldeeën treffen.
43. Laat ze geloven dat jullie arm zijn.
44. Toen was je zij verlamd, nu je arm.
45. Die afdrukken op je arm van de bureaurand.
46. Denk je dat de Right Arm bestaat?
47. De arm is gestrekt onder het hoofd.
48. Hij brak één van hen zijn arm.
49. Explorer, activeer arm en draai naar laaddok.
50. Velen die Jezus’ woorden hoorden, waren arm