anders in French

anders [ɑndərs] autrement

Sentence patterns related to "anders"

1. Want anders?

2. Wat anders?

3. Maar dan anders.

4. Steeds ergens anders?

5. Ik dacht dat je anders was omdat onze relatie anders was.

6. Overheidsstatistici zijn anders.

7. Anders lachen ze nooit.

8. Anders, maar even goed.

9. Hij zag talent anders.

10. Dat ligt iets anders.

11. De douches zijn anders.

12. Bid ergens anders, Kardinalen.

13. Mijn grootvader was anders.

14. Ik was ergens anders.

15. Sommige verlorenen zijn anders.

16. Anders wordt er gekletst.

17. Iemand anders heeft betaald.

18. Kom er anders bij

19. Anders sterven we, Cait.

20. Dat liep natuurlijk anders.

21. Wij zouden anders zijn en onze karakters zouden anders zijn, als onze neuro- anatomie en onze fysiologische chemie anders zouden zijn.

22. Die zijn anders dan wij.

23. Zo voelt het anders niet.

24. Hij is anders nooit boos.

25. Anders zijn we te zwaar.

26. Geef je me anders billenkoek?

27. Iedereen ziet een vis anders.

28. Hij heeft iets anders gevonden.

29. Ze moet iets anders zoeken.

30. Wij zouden anders zijn en onze karakters zouden anders zijn, als onze neuro-anatomie en onze fysiologische chemie anders zouden zijn.

31. Je ziet er anders uit.

32. Je zegt steeds wat anders

33. Zelfs z'n stem is anders.

34. Een klinische depressie is anders.

35. er is geen ergens anders.

36. Sommigen praten over niets anders.

37. Ze was iemand anders geworden.

38. U ziet er anders uit.

39. Morgen, morgen wordt alles anders!

40. Een klasse beter dan anders.

41. Omdat ieder gevecht anders is.

42. Waar zouden we anders zijn?

43. Je wilde niets anders hebben.

44. Anders bezwijken zij misschien onderweg.’”

45. Anders bezwijken zij misschien onderweg.”

46. Anders verander ik de wet.

47. Anders schieten we je neer.

48. Waar moet ik't anders laten?

49. Alleen deze ochtend voelde anders.

50. De gordijnen zijn heel anders.