ambulance in French

ambulance [ɑmbylɑnsə] ambulance

Sentence patterns related to "ambulance"

1. Stuur een ambulance.

2. Bel alsjeblieft'n ambulance, help hem!

3. Bel in godsnaam'n ambulance!

4. Belde iemand een ambulance?

5. Ik heb een ambulance nodig.

6. Ze kunnen meteen met de ambulance mee.

7. Waarom bel je geen ambulance?

8. Waarom hebben we geen ambulance geregeld?

9. Zorg dat de ambulance nu komt.

10. Bel'n ambulance, ik zal niets zeggen!

11. Hou vol, de ambulance is onderweg.

12. Verbind me met de ambulance-radio.

13. Hij moest worden opgehaald door een ambulance.

14. Maar je moet waarschijnlijk wel een ambulance bellen.

15. Legt ze in de ambulance, slaat ze bewusteloos.

16. Zal het oké zijn zonder een ambulance te bellen?

17. Hij heeft alles wat een ambulance heeft, behalve een brancard.

18. Toen 15 minuten later de ambulance arriveerde, kon ik ze een levende patiënt overhandigen.

19. Probeerde te achterhalen waar ze voor waren, ambulance of politie, overval of brand.

20. Als de ambulance wegreed, werden de geluidsgolven uitgerekt en werd de toon lager.

21. Er zijn bovendien heel wat Getuigen werkzaam als (ambulance)verpleegkundige, arts of chirurg.

22. Aan een prioriteit A2 kan ook de melding DIA worden toegevoegd, Directe Inzet Ambulance.

23. We weten nu dat de hotelgast die de ambulance belde niet in het hotel verbleef.

24. Ik reed vroeger met de ambulance in de stad... maar, blijkbaar was ik niet zo een goede chauffeur

25. Dus ik tekende de ontslagpapieren, en de ambulance kwam om haar naar huis te brengen.

26. Dus werd Seikichi per ambulance van Tokio naar Kobe overgebracht, een afstand van zo’n 650 kilometer.

27. De ambulance die werd gebruikt om Reddington te ontvoeren hebben ze in een garage een halve kilometer van daar gevonden.

28. De bewakingsagenten wilden een ambulance voor me bellen, maar Tom was mijn prins op het witte paard en zei dat hij me zou thuisbrengen.