alarm in French

alarm [alɑrm] alarme, alerte

Sentence patterns related to "alarm"

1. Superior Alarm.

2. Sla alarm!

3. Groot alarm.

4. Alarm systeem.

5. Loos alarm.

6. Sla alarm.

7. Rood alarm.

8. Vals alarm.

9. Ik hoorde het alarm.

10. Wie heeft alarm geslagen?

11. Laat het alarm uitgaan!

12. Activeer alarm mode.

13. Dus, vals alarm.

14. Een alarm betekent problemen.

15. Alarm: Gevaar dichtbij.

16. Alarm voor maximumwaarde

17. Er bestaat geen vals alarm.

18. Dat is het antrax-alarm.

19. Het activeerde het alarm.

20. Wie activeerde het alarm?

21. Zou het alarm niet hebben ring?

22. Hebben ze het terreur-alarm verhoogd?

23. Toen ging het alarm af.

24. Wie deed het alarm afgaan?

25. Mijn alarm ging niet af.

26. Geen alarm op dit raam.

27. Alarm, kom naar cel 15.

28. En toen ging het alarm wéér.’

29. Waarom heb je geen alarm geslagen?

30. Anders hadden we het alarm wel gehoord.

31. Om 19.00 uur is een alarm geactiveerd.

32. Je kunt het stille alarm aanzetten nu.

33. Als dit alarm afgaat, geef je gas.

34. Hier wordt't alarm geactiveerd als de deur opengaat.

35. Jullie moeten zorgen dat niemand het alarm hoort.

36. Geef een wereldwijd alarm voor haar af.

37. Sla meteen alarm als jullie iets vinden.

38. Er is alarm geslagen in de stad.

39. Ieder alarm zet de bom in werking.

40. Schakel het alarm voor de maximale waarde in

41. Maar bij't eerste teken van alarm, vallen we aan.

42. Weet u waarom u dat alarm niet heeft gehoord?

43. Er was vorige week nog een vals alarm.

44. Ik dacht dat je het alarm uitgeschakeld had.

45. Hij signaleerde de ziekte als eerste en sloeg alarm.

46. Al had iemand een sleutel, het alarm zou afgaan.

47. Tien seconden voor dat alarm een team hierheen lokt.

48. Het kan vals alarm zijn, maar doe toch maar.

49. De deur was op slot en het alarm stond af.

50. Het alarm gaat af op het hoofdkwartier van Interpol.