aangezicht in French

aangezicht [aŋɤ°əzixt] face, figure, visage

Sentence patterns related to "aangezicht"

1. en zie ’k weer uw aangezicht?

2. Komt voor zijn aangezicht met vreugdegeroep.”

3. * Buig neer voor mijn aangezicht, LV 5:24.

4. Wat het aangezicht niet gemaakt voor predatie?

5. Hanna ’bad uitvoerig voor het aangezicht van Jehovah’

6. 'Ja,'zegde hij, " gij vallen op uw aangezicht?

7. ’Jehovah heeft zijn aangezicht jegens hen doen lichten’

8. Mijn aangezicht verborg ik niet voor smadelijke bejegeningen en speeksel.”

9. Wie alleen werd er na Israëls bevrijding verzocht de berg Horeb te bestijgen om van aangezicht tot aangezicht met Gods engel te spreken?’

10. 18 Nader dicht tot God — ’Hij vermurwde het aangezicht van Jehovah’

11. Zo scherpt de ene man het aangezicht van de ander.”

12. Jehovah zei tegen hem: „Ik heb uw aangezicht precies zo hard gemaakt als hun aangezicht en uw voorhoofd precies zo hard als hun voorhoofd.

13. Zo scherpt de ene man het aangezicht van de ander” (Spreuken 27:17).

14. De Jaredieten leren hun kinderen ootmoedig voor het aangezicht des Heren te wandelen

15. 5 Mozes en Aäron lieten zich vol ontzetting op hun aangezicht vallen.

16. „Voor het aangezicht van koningen zal hij zich stellen” (Spreuken 22:29).

17. Toen de discipelen dit hoorden, vielen zij op hun aangezicht en werden zeer bevreesd.

18. Als gevolg daarvan hebben we vrijmoedigheid van spreken voor het aangezicht van God.

19. Aangezien zij zich bewust waren van Gods heiligheid bedekten zij hun „aangezicht” respectvol.

20. Ouders hebben voor het aangezicht van Jehovah de verantwoordelijkheid om voor dat erfdeel te zorgen.

21. 34, 35. (a) Naar welke „kustlanden” wendde de koning van het noorden zijn aangezicht?

22. ’Ik zal mijn aangezicht niet toornig op ulieden laten neerzien, want ik ben loyaal.’”

23. „Was mijn heer maar voor het aangezicht van de profeet die in Samaria is!”, zei ze.

24. Wat zal ons helpen ’onze gebeden als reukwerk voor het aangezicht van God te bereiden’?

25. Noch zal ik hem de mogelijkheid ontzeggen... zijn mannelijkheid te bewijzen voor zijn vaders aangezicht.

26. Zo scherpt de ene man het aangezicht van de ander” (Spreuken 27:17; Filippenzen 2:3).

27. Waardigheid en pracht zijn voor zijn aangezicht; sterkte en luister zijn in zijn heiligdom’ (Psalm 96:4-6).

28. Waardigheid en pracht zijn voor zijn aangezicht; sterkte en luister zijn in zijn heiligdom” (Psalm 96:4-6).

29. 23 en Ik zal zegeningen vermenigvuldigen op hem, voor zover hij nederig zal zijn voor mijn aangezicht.

30. Hoe zoudt gij dan het aangezicht van één stadhouder uit de geringste knechten van mijn heer kunnen afkeren?”

31. Soms liet iemand die een eed voor het aangezicht van Jehovah aflegde, zijn eed vergezeld gaan van een gebaar.

32. In haar verlangen naar een mannelijke nakomeling ’bad zij uitvoerig voor het aangezicht van Jehovah’. — 1 Samuël 1:12.

33. Mozes zei tot Korach: „Gij en heel uw vergadering, verschijnt morgen voor het aangezicht van Jehovah, gij en zij en Aäron.

34. 12 „Nu dan,” zegt de profetie, „vermurwt alstublieft het aangezicht van God, opdat hij ons gunst betoont” (Maleachi 1:9).

35. Lees Mosiah 4:19–21 en zoek op hoe een ieder van ons als een bedelaar voor Gods aangezicht is.

36. 13. (a) Waarom was het aanmatigend van de zijde van de opstandelingen om reukwerk voor het aangezicht van Jehovah te offeren?

37. In het aangezicht van ellende en lijden... bewijzen miljoenen Ngo's dat solidariteit... tussen mensen sterker is dan het egoïsme van naties.

38. Toen herkende Saul daaraan dat het ’Samuël’ was, waarop hij zich diep boog, met zijn aangezicht ter aarde, en zich neerwierp.

39. Op een gegeven moment zei Job zelfs tegen Jehovah: „Waarom verbergt gij zelfs uw aangezicht en beschouwt gij mij als een vijand van u?”

40. 23 En nadat Zion in de ahemel opgenomen was, baanschouwde Henoch, en zie, calle natiën van de aarde waren voor zijn aangezicht;

41. 19 En Nephi stond op en trad toe, en hij boog zich voor het aangezicht van de Heer en kuste zijn voeten.

42. Gij moet niet bevreesd voor hen zijn, en gij moet niet met verschrikking geslagen zijn voor hun aangezicht.” — Ezechiël 3:8, 9.

43. Hij besefte niet dat Satan plotseling de crisis had veroorzaakt door voor het aangezicht van Jehovah Jobs rechtschapenheid in twijfel te trekken.

44. Dezen zullen de gerechtelijke straf van eeuwige vernietiging ondergaan, ver van het aangezicht van de Heer en van de heerlijkheid van zijn sterkte.”

45. Gij moet niet bevreesd voor hen zijn, en gij moet niet met verschrikking geslagen zijn voor hun aangezicht, want zij zijn een weerspannig huis. . . .

46. 24 En overdag ben ik vrijmoedig geworden in machtig agebed voor zijn aangezicht; ja, ik heb mijn stem omhooggezonden, en engelen daalden neer en dienden mij.

47. Hijzelf vertelt ons: „Toen richtte ik mijn aangezicht op Jehovah, de ware God, ten einde hem te zoeken met gebed en met smekingen, met vasten en zak en as.

48. Daarom is dit voorhof ook een afbeelding van de positie van toegerekende menselijke rechtvaardigheid waarin afzonderlijke leden van de heilige priesterschap zich voor het aangezicht van God verheugen.

49. „Ik [richtte] mijn aangezicht op Jehovah, de ware God,” zei Daniël, „ten einde hem te zoeken met gebed en met smekingen, met vasten en zak en as.”

50. Dezen zullen de gerechtelijke straf van eeuwige vernietiging ondergaan, ver van het aangezicht van de Heer en van de heerlijkheid van zijn sterkte.” — 2 Thessalonicenzen 1:6-9.