één per keer in English

oneatatime, singly

Sentence patterns related to "één per keer"

1. Maximaal één keer per week vliegen.

2. Da's toch maar één keer per jaar?

3. Analytics toont rapporten van één dataweergave per keer.

4. Opmerking: Je kunt maar één keer per dag opslagruimte vrijmaken.

5. De historische gegevens worden slechts één keer per weergave geëxporteerd.

6. Houd er rekening mee dat u slechts één aangepaste statistiekgroep per keer kunt maken.

7. Nog één keer.

8. Eén keer per maand ontluizen.

9. En dus, is het net alsof de gehele aarde één keer per jaar in en uitademt.

10. Dit gebeurt 160 keer per seconde.

11. Veel gezinnen maken er een gewoonte van op zijn minst één keer per dag samen te eten.

12. Boeren werden geregeld van voedsel voorzien, maar de lonen werden maar één keer per jaar cash uitbetaald.

13. Het was een heel klein dorp -- een wekelijkse bazaar waar mensen één keer per week tonnen aanslepen.

14. We hebben één keer gezoend.

15. Mijn grootste overwinningen en mijn grootste afgewende mislukkingen kan ik herleiden naar angstbepalen, minstens één keer per kwartaal.

16. Daarna kwam alles in één keer.'

17. In plaats van drie maaltijden per dag (één-één-één) te gebruiken, kan een persoon met één-nul-één zich maar twee maaltijden per dag veroorloven — één ’s ochtends en één ’s avonds.

18. Je moet nog één keer losgaan.

19. Twee keer per dag bracht hij haar geitenmelk.

20. Eén keer per jaar verven ze de leem.

21. Drie miljoen dollar per jaar om één patiënt per week te behandelen.

22. Ze worden allemaal maar één keer gebruikt.

23. Nog één keer en ik sla erop.

24. Hij verslond mijn hand in één keer.

25. Drie keer werd ik landskampioen: twee keer op de estafette en één keer met hordelopen.