in het klein in English

in het klein [inətklɛi˘n] detailed

Sentence patterns related to "in het klein"

1. Hij heeft'n klein klusje in het Donkere Bos.

2. In het gebouw is een klein kamertje naast het mortuarium.

3. Een klein, fragiel ding buiten in de wereld... in het avondgloren.

4. Eerst was het wapen klein.

5. Het is hier erg klein.

6. Toen ik klein was, leerden we in het jeugdwerk het volgende versje:

7. Legal (klein

8. De gemeente Alvesta heeft ook een klein aandeel in het vliegveld.

9. Veel werkers voelen zich slechts een klein radertje in het geheel

10. Klein stinkbeest.

11. Hou je een klein beetje in, mensen.

12. Dementors in Klein Zanikem, kan't nog gekker?

13. Klein clubje.

14. Klein zusje...

15. Dezelfde boodschap, met een klein verschil in woordkeuze.

16. In een klein museum heb je kleine dinosaurussen.

17. Een klein leefgebied

18. Op zijn eerste zendingsreis predikte hij het goede nieuws in Klein-Azië.

19. Hoe klein is de mens toch in vergelijking met het gehele universum!

20. En een klein deel in mijn hersenen denkt,

21. Denk je dat ik als klein meisje droomde van'n leven in het gekkenhuis?

22. Daarna ging hij naar het westen, door Klein-Azië en tot in Thracië.

23. Een mager klein ding, helemaal onder het vuil.

24. Een klein beetje.

25. Een klein verschil in betekenis in de manier van uitspraak.