hard slaan in English
hard slaan [hɑrtslan] thresh
Sentence patterns related to "hard slaan"
1. We slaan hem nooit, niet heet of koud, slaapgebrek... hard geluid, helder licht, bedreigingen van geweld.
2. Sla hard.
3. Zij draaide tien vel papier tegelijk in de schrijfmachine, en moest hard op de toetsen slaan om de letters te laten doordrukken.
4. Werk hard.
5. Hard werken.
6. Wat bedoelde Jezus toen hij tegen Saulus zei: „Achteruit te blijven slaan tegen de prikkels maakt het hard voor u”? — Handelingen 26:14.
7. Putten, niet slaan.
8. Werk hard!
9. Dat is hard.
10. Puur en hard.
11. „Een hard visioen”
12. Hard houten vloeren.
13. Hondjes aan het slaan.
14. Wil je me slaan?
15. Je werkt hard.
16. Niet zo hard.
17. Wees niet zo hard.
18. Dat is hard werken.
19. Ik wil u verrot slaan.
20. Hard ertegenaan en rapporteren.
21. " Ze slaan de plank mis. "
22. Praat niet zo hard.
23. Jij maakte me hard.
24. Niet zo hard, man.
25. Niet zo hard praten.