halen in English

halen [halən] fetch, get, pickup catch, hit, runacross, strike get, sendfo

Sentence patterns related to "halen"

1. Hulp halen.

2. Ga Xiaomian halen.

3. We gingen hulp halen.

4. Zelf de eindstreep halen

5. Yayu, ga versterking halen!

6. Ik kan het halen.

7. Ik ga plamuur halen.

8. Om versterking te halen?

9. Ik ga hulp halen.

10. Ze wilde ijs halen.

11. Ik ga koffie halen.

12. Kom uw diamanten halen.

13. Wie gaat haar vergunning halen?

14. Ga m'n partner halen buiten.

15. Ik ga een racket halen.

16. Ik ga mijn neefje halen.

17. We halen de melk eruit.

18. Onmiddellijk gaat zij Elisa halen.

19. Ik moet dit vliegtuig halen.

20. „Diepe wateren” naar boven halen

21. Achmed, Miss Trowbridge... haar halen.

22. Die mutant voor me halen.

23. We gaan ze niet halen.

24. Wou je je einddiploma halen?

25. Ik kom je halen, klootzak.

26. Laten we Liu erbij halen!

27. Hij kwam Ricky's peddel halen.

28. Probeer diep adem te halen.

29. We halen je daar weg.

30. Kan iemand er een halen?

31. Ik liet de Rangers halen.

32. Kom hem dan maar halen.

33. We moeten het tij halen.

34. Ik zei:'Ga hout halen'.

35. Ik zal hem gaan halen.

36. Dan halen ze de overkant.

37. Ze halen een beest aan.

38. Ik kan een sloophamer halen.

39. Kan ik je wat halen?

40. Peter, ga de gans maar halen.

41. Ik ga Han naar huis halen.

42. Ik ga je snoep wel halen.

43. Ik zal iets te drinken halen.

44. Ik ga ons iets eetbaars halen.

45. Ze is eten aan het halen.

46. Help me meer bier te halen.

47. Ik ga nog wat wijn halen.

48. Hard werken om vaardigheden te halen.

49. Kun je wat ansjovis-ijs halen?

50. Haal vrijwilligers om'm eruit te halen.