gezicht in English
gezicht [xəzixt] expression view sight, view face visio
Sentence patterns related to "gezicht"
1. Jouw gezicht, is geen gezicht dat ik vergeet.
2. Mijn gezicht.
3. Boos gezicht!
4. Je gezicht.
5. Zwart gezicht.
6. "Dus je plakt een Israëlisch gezicht -- een gezicht hier?"
7. Gezicht, borsten, ballen.
8. Uitkleden, gezicht wassen...
9. Ontspan je gezicht
10. Of een jazz- poster met een blij gezicht en een agressiever gezicht.
11. Kijk dat gezicht eens.
12. Je gezicht zit onder.
13. Haar gezicht is pafferig.
14. Mozes’ gezicht weerkaatste heerlijkheid
15. Gezicht naar de muur.
16. Ze kent je gezicht.
17. Haar gezicht straalde gewoon!
18. Mijn gezicht doet pijn.
19. Je gezicht spreekt boekdelen.
20. Maar bedek je gezicht.
21. Zijn gezicht moet scherper uitkomen.
22. Ik mis haar lieve gezicht.
23. En trek een ander gezicht.
24. Hij gaat je gezicht pakken.
25. De wind in mijn gezicht.
26. Hierdoor verlies ik mijn gezicht.
27. Mag ik uw gezicht aanraken?
28. Het was een prachtig gezicht.
29. Mooie schouderpartij en leuk gezicht.
30. Zet'n lach op dit gezicht.
31. Ik ken haar ware gezicht.
32. Het veranderde gezicht van oorlog
33. " En gebruik dat gezicht zo...
34. Laat hem je gezicht voelen.
35. Dansen vlak voor mijn gezicht?
36. Maar wat een prachtig gezicht!
37. Laat me je gezicht zien!
38. 'Mijn gezicht is een mess.'
39. Het was een prachtig gezicht!
40. Zijn gezicht is zo gezwollen.
41. Veeg die glimlach van je gezicht.
42. Warm bloed spoot op mijn gezicht.
43. Je gezicht zat onder het bloed.
44. Geniet je van je asymmetrische gezicht?
45. Haal dat ding uit m'n gezicht.
46. Waarom is elk gezicht bleek weggetrokken?
47. Dus niet alleen een leuk gezicht.
48. Steekwonden in gezicht, borst en genitaliën.
49. Omdat ik een knap gezicht heb.
50. Ze heeft Sparkle op haar gezicht!