familie‐ in English
domestic
Sentence patterns related to "familie‐"
1. Familie, eer...
2. Familie- - gieren.
3. Familie is familie, zelfs als je gek van ze wordt!’
4. Z'n eigen familie.
5. Heeft hij familie?
6. Mijn familie is ondraaglijk.
7. En familie beschermt elkaar.
8. Mijn familie verraden.
9. Familie is bloed.
10. Dat jullie familie zijn.
11. Pak zijn hele familie.
12. En je familie dan?
13. Heb je nergens familie?
14. Dat m'n familie weg is, of dat ik eigenlijk nooit een familie had?
15. Huo Engdi van de Huo familie en Zhao Zhongqiang van de Zhao familie.
16. Zelfvernietiging zit in de familie.
17. Ze wil jouw familie onttronen.
18. Ik heb geen andere familie.
19. Het zit in de familie.
20. Richie verraadde zijn eigen familie.
21. Familie is meer dan'n bloedlijn.
22. Jullie waren toch mijn familie?
23. Je bent nog steeds familie.
24. Vrienden, familie en financiers!
25. Tijd voor de familie
26. Respectable gasten, familie en verwanten.
27. Ik zal je familie inlichten.
28. Een sterke en beroemde familie
29. Lelijke familie heb jij, man.
30. Zo'n kinky familie is dit niet.
31. Het recht blijft in haar familie.
32. Haar familie zou voor schut staan.
33. 38 Dit waren de zonen van Benjamin+ volgens hun families: van Be̱la+ de familie van de Balieten; van A̱sbel de familie van de Asbelieten; van Ahi̱ram de familie van de Ahiramieten; 39 van Sefu̱fam de familie van de Sufamieten; van Hu̱fam de familie van de Hufamieten.
34. Is jou familie dan alles vergeten...?
35. Onze hele familie steunt op hem.
36. Borstkanker zit niet in de familie.
37. We hebben geen naam, geen familie.
38. M'n familie zal inmiddels radeloos zijn.
39. Elkaars familie laat je met rust?
40. De familie Snell handelt in drugs.
41. Hoofdkwartier van de Gambino-familie.
42. Sympathie voor de familie Watney.
43. Zijn familie en zijn werk
44. Kom, we zijn nu familie.
45. Ik moet mijn familie vinden.
46. Jij zult buiten de familie trouwen.
47. Ik ben trots op mijn familie.
48. Oude begraafplaats voor de Koninklijke familie.
49. Zijn jullie gescheiden van jullie familie?
50. Mijn patiënten zijn m'n familie geworden.