drugsverslaafde in English
drugsverslaafde [drɵgsfərslavdə] drugaddict
Sentence patterns related to "drugsverslaafde"
1. Je moeder was een drugsverslaafde.
2. Je broer, Sebastian Jane, de halve playboy, kunstverzamelaar, flipperspeltovenaar, soms kunstcriticus, drugsverslaafde, alcoholist, enz...
3. Hoe vond een alcohol- en drugsverslaafde de kracht om van zijn schadelijke verslavingen af te komen?
4. Ik ben echt geen drugsverslaafde, maar je gelooft wel dat ik verliefd ben geworden op een prostituee?
5. Hij antwoordde kortaf dat hij niet in sprookjes geloofde en dat hij een hippie en een drugsverslaafde was.
6. Het duurde niet lang of hij was een drugsverslaafde die mensen beroofde om zijn slechte gewoonte te bekostigen.