dragen in English

dragen [draɤ°ən] abide, bear, carryout, endure, putupwith, suffer carry, wear abet, support, sustain wea

Sentence patterns related to "dragen"

1. Wát dragen?

2. Dragen Selkies lingerie?

3. Door'n blinddoek te dragen?

4. Dragen jullie string ondergoed?

5. Dragen, gedragen, schragen, verlossen.

6. Dragen jullie nog kinderonderbroeken?

7. Zal ik je dragen?

8. Alleen zal iedereen maskers dragen

9. O, zusters, we dragen allemaal lasten, maar we kunnen elkaars lasten helpen dragen.

10. Je moet een zender dragen.

11. Omdat we een windjack dragen?

12. Mijn teven dragen mijn halsbanden.

13. Zelfs de paarden dragen oogkleppen.

14. En kleren dragen zonder duivenpoep.

15. Ze dragen beide NUON uniformen.

16. Laat mij je tas maar dragen.

17. De achterpoten dragen altijd vier tenen.

18. En als twee zwaluwen'm samen dragen?

19. De bewakers dragen banden ter controle.

20. Zij dragen al hun eigen onkosten.

21. Maar ik kan ze niet dragen.

22. Jij hoeft dat niet te dragen.

23. en hij zal hun fouten dragen.

24. Zorg dragen voor de fysieke leeromgeving.

25. Wat betekent het vrucht te dragen?

26. ‘Mijn juk is makkelijk te dragen’

27. Wil je dit voor me dragen?

28. Je moet de gouden mantel dragen.

29. Alma 1:6 — Dragen kostbare kleding

30. Buitenshuis moest zij een sluier dragen.

31. Dan moet je een zender dragen.

32. □ Dragen wij ons op aan een werk?

33. • In welke zin ’dragen de ouderen vrucht’?

34. Dus die last moet ik nu dragen.

35. Ga je nu ook een kroon dragen?

36. De vingers en tenen dragen geen klauwen.

37. Levieten dragen ark naar Jeruzalem (1-29)

38. En jij zou die kroon moeten dragen.

39. „Een ieder zal zijn eigen vracht dragen”

40. Waarom wil jij ‘volharden en vrucht dragen’?

41. Zou iemand bijvoorbeeld een veiligheidshelm moeten dragen?

42. Pappadimos en Miller dragen de brancard als eerste.

43. Toen ben je gestopt met korte broeken dragen?

44. De knul kan vanaf nu vodden dragen.

45. Vanaf morgen, dragen jij en May mannenkleding.

46. Ik zal je dragen om koffie, oke?

47. Ze dragen het uniform van de cavalerie.

48. En er zijn ook sporters die handschoenen dragen.

49. Kinderen dragen is een van de grootste zegeningen.

50. Hij besloot zijn bruine leren schoenen te dragen.