dol zijn op in English
befondof, love
Sentence patterns related to "dol zijn op"
1. Ben ik dol op.
2. Ik ben dol op Kerstmis.
3. Ik ben dol op croissants.
4. Hij is dol op Bergman.
5. Ik ben dol op regenbogen.
6. Ik ben er dol op.
7. En ze is dol op honkbal.
8. * Bovendien zijn insecten dol op perkament.
9. Hij is dol op die hond.
10. Ik ben dol op schilderen en tekenen.
11. De professionele atleet die dol is op skiën, neemt het ernstig, maar is er ook dol op.
12. Mijn vrouw, Mary, is dol op zonnebloemen.
13. Ik ben niet zo dol op kinderen.
14. Hij is niet echt dol op het congreslid.
15. En de Albino is dol op verdovende middelen.
16. En waarom ben je zo dol op sterren, Casey?
17. Geloof me, die Aziaten zijn dol op cijferen.
18. Ze is dol op geschiedenis en buitenlandse films.
19. Mensen zijn dol op een held met een gebrek.
20. Al die spaarcentjes waar ze zo dol op zijn.
21. Ooit was iedereen in Amerika dol op de bokssport.
22. Ik zei niet dat ik er dol op was.
23. Ik ben dol op verboden zeeën, en land varen op barbaarse kusten.
24. Ik ben dol op deze kerel. Zijn uitdrukking is onbetaalbaar.
25. Omdat jullie zo dol op elkaar zijn... veel plezier jullie!