deel uitmaken in English
deel uitmaken [deləʏtmakən] depend
Sentence patterns related to "deel uitmaken"
1. Steden willen deel uitmaken van de wereldwijde waardeketens.
2. Het staal moet deel uitmaken van je arm.
3. ‘Deel uitmaken van dit werk is van eeuwig belang.
4. Ze willen deel uitmaken van deze mondiale verdeling van arbeid.
5. Jonge Israëlieten gingen door geboorte deel uitmaken van die natie.
6. Meer een reeks gebeurtenissen die deel uitmaken van een schitterend plan.
7. Ze begraven kan deel uitmaken van het proces, een soort van incubatie.
8. Wanneer we ons laten dopen, gaan we deel uitmaken van dat werk.
9. Over het algemeen verwachten we dat gebruikers actief deel uitmaken van de YouTube-community.
10. Praat over de glorierijke en prachtige waarheden die deel uitmaken van het heilsplan.
11. U vindt het misschien vanzelfsprekend dat bepaalde boeken deel uitmaken van de bijbel.
12. Native-advertentie-indelingen bepalen de variabelen die deel uitmaken van een native-advertentie.
13. Wie zullen volgens Daniël behalve Christus nog meer deel uitmaken van Gods regering?
14. HET is geweldig te bedenken dat we deel uitmaken van een grote universele organisatie!
15. Voor degenen die deel uitmaken van ons leven, de broeders en zusters in onze gemeente.
16. 6 Jehovah wil dat we nooit vergeten dat we deel uitmaken van een universele organisatie.
17. Ik zal geen deel uitmaken van een land waarbij'n zwarte in het Witte Huis zit.
18. Opmerking: Ongebruikelijke grammatica, spelling, interpunctie of hoofdlettergebruik kunnen deel uitmaken van bepaalde handelsmerktermen, merknamen of productnamen.
19. Toch blijven de Chinese apotheek en haar dokter een wezenlijk deel uitmaken van het leven in Azië.
20. Dus, in feite zijn ze allemaal deel uitmaken van, als je dit een reactor noemen, hetzelfde.
21. Ook dezen worden terecht „andere schapen” genoemd, aangezien zij geen deel uitmaken van de „kleine kudde”.
22. De afzonderlijke dimensies en statistieken die deel uitmaken van die hit, worden van elkaar gescheiden door komma's.
23. Onze prioriteiten, de ware gevoelens van ons hart, gaan deel uitmaken van onze gesprekken met ieder kind.
24. Ze gaan er zonder meer van uit dat oorlog en de nasleep ervan deel uitmaken van het leven.
25. Zij gaan deel uitmaken van Jehovah’s gezegende organisatie — „zijn volk en de schapen van zijn weide” (Psalm 100:3).
26. Ze zouden deel uitmaken van een Sierra Leone waar oorlog en amputaties niet langer gebruikt zouden worden om macht te verkrijgen.
27. Petrus voldeed aan dat verzoek en zo gingen de eerste onbesneden heidenen deel uitmaken van de christelijke gemeente (Handelingen 10:22, 44-48).
28. Omdat 100 procent van wat we erin stoppen het eindproduct wordt. Zelfs de deeltjes die niet verteerd worden gaan deel uitmaken van de structuur. We krijgen ongelooflijke opbrengstratio's.
29. Aanhalingstekens („ ” of ’ ’) kunnen aangeven dat de woorden ertussen met pauzes afgegrensd moeten worden (heel korte als ze deel uitmaken van tekst; langere bij een complete zin of zinnen).
30. Na hun besluit te hebben genomen om te vluchten, hebben zij zich laten uitschrijven uit organisaties die deel uitmaken van Babylon de Grote. — 2 Korinthiërs 6:14-17.
31. Lukas schreef twee boeken die nu deel uitmaken van de bijbel: het ene was een evangelie, of de geschiedenis van Jezus’ bediening, en het andere, de Handelingen van Apostelen genoemd, was een geschiedenis over de verbreiding van het christendom in de jaren na Jezus’ dood.