boekhouder in English

boekhouder [bukhɑudər] book‐keepe

Sentence patterns related to "boekhouder"

1. Ik ben maar een boekhouder.

2. Ik heb de verkeerde boekhouder gehad.

3. Pum werkte als boekhouder bij een farmaceutisch bedrijf.

4. Een junior-boekhouder keek ergens in... en had geen idee wat ze zag.

5. Devynn was een goede boekhouder, maar door zijn alcoholmisbruik raakte hij steeds zijn baan kwijt.

6. Ik was met Fish toen we negen jaar geleden deze plek overnamen van een Chinese boekhouder.

7. En als zij veel van de huishoudelijke uitgaven bijhoudt, kunt u de rol van „boekhouder” nog aan de voorgaande lijst toevoegen.

8. In 2006 stopte Erick met zijn job als boekhouder en begon een bedrijf dat meststof produceerde van de uitwerpselen van vleermuizen.

9. Toen onlangs in Engeland een boekhouder aan belastinginspecteurs de waarheid vertelde over het financiële beleid van zijn maatschappij, raakte hij zijn baan kwijt.

10. Of de werknemer nu een tuinman, een conciërge, een onderhoudsman of een boekhouder is, hij bevordert door zijn werk aanbidding die in strijd is met de ware religie.

11. Ouderling Wong was de oprichter en partner van een consultingbedrijf en werkte ook voor een bedrijf dat materialen test en inspecteert. Hij begon er als senior boekhouder en verliet het bedrijf als vice-directeur.