actueel in English
actueel [ɑktywel] current, present, present‐day, topical, up‐to‐date current, present
Sentence patterns related to "actueel"
1. Waarom is Paulus’ waarschuwing tegen hebzucht zo actueel?
2. Ik wilde jullie een actueel beeld van de economie geven.
3. Dat is nogal een actueel onderwerp, tenminste in de VS.
4. Beide lezingen waren vooral actueel gezien de tegenstand die Jehovah’s Getuigen momenteel in Frankrijk ondervinden.
5. Houd uw verkopersgegevens actueel zodat u goed kunt communiceren met klanten (bijvoorbeeld om geschillen over terugvorderingen te beperken).
6. Ter voorkoming van problemen met de verzending per post is het belangrijk dat u uw registratiegegevens actueel houdt.
7. Die vraag is thans nog steeds actueel omdat jonge mensen met heel wat problemen worden geconfronteerd in de wereld.
8. 10 Wij kunnen dankbaar zijn dat de bijbel duidelijke leiding op het gebied van seksueel gedrag bevat, en het Wachttorengenootschap heeft heel wat nuttige inlichtingen gepubliceerd waaruit blijkt dat deze leiding in de wereld van vandaag nog steeds actueel is.