ongehoorzaam in French

ongehoorzaam [ɔŋɤ°əhorzam] désobéissant, rebelle

Sentence patterns related to "ongehoorzaam"

1. Ze zouden nooit ongehoorzaam zijn.

2. Nog erger, zij waren ongehoorzaam.

3. Eva geloofde Satan en was God ongehoorzaam.

4. Capulet Hang thee, jong bagage! ongehoorzaam ellendeling!

5. Zij verkozen God ongehoorzaam te zijn.

6. Was het niet aan degenen die ongehoorzaam waren?

7. 6 Eva was ongehoorzaam aan God en at.

8. 6. (a) Waarom was Eva God ongehoorzaam?

9. Zij waren ongehoorzaam en namen wat hun niet toebehoorde.

10. Hoe kwam het dat Adam en Eva ongehoorzaam werden?

11. Je bent niet zwak als je je vader ongehoorzaam bent.

12. Aan dit geluk kwam echter een einde zodra zij God ongehoorzaam werden.

13. U was een bevel ongehoorzaam om een verdomde vrouw te brengen?

14. Ook werd vermeld hoeveel personen er getrouw waren en hoeveel ongehoorzaam.

15. Maar had God Jona als profeet aangesteld omdat hij ongehoorzaam was?

16. Kwaadsprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, liefdeloos — ook allemaal alomtegenwoordig.

17. Als Samuël eindelijk komt, zegt hij tegen Saul: ’Je bent ongehoorzaam geweest.

18. Adam en Eva volgden Satan en werden Jehovah God ongehoorzaam.

19. De wereld zet je kinderen onder druk om God ongehoorzaam te zijn.

20. Weet je nog waarom? — Omdat ze niet ongehoorzaam aan God wilden zijn.

21. God gehoorzamen betekent leven, hem ongehoorzaam zijn betekent de dood. — Romeinen 6:23.

22. Het volk was ongehoorzaam aan de Wet, negeerde die of vergat haar.

23. Wij kunnen weloverwogen verkiezen God ongehoorzaam te zijn. — Deuteronomium 30:19, 20.

24. Activeer een alarm of wees ongehoorzaam... dan zullen Patricia en Ava sterven.

25. Adam en Eva kregen pas kinderen nadat ze ongehoorzaam waren geworden (Genesis 4:1).

26. 13 Wat moet het Nebukadnezar hebben gefrustreerd dat de drie Hebreeën zijn bevel ongehoorzaam waren!

27. Bij een zekere gelegenheid was koning Saul rechtstreeks ongehoorzaam aan een uitdrukkelijk gebod van God.

28. Adam en Eva waren ongehoorzaam aan God, en daarom werden ze uit Eden gezet.

29. Door van de vrucht te eten, waren ze bewust ongehoorzaam aan een simpel, redelijk gebod.

30. + 23 Maar ze luisterden niet* en waren ongehoorzaam. Koppig weigerden ze* te gehoorzamen en zich te laten corrigeren.’”

31. Paulus voorzei dat velen in de laatste dagen „ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, deloyaal, [en] zonder natuurlijke genegenheid” zouden zijn.

32. Jehovah had geduld met de Israëlieten en bleef zelfs voor ze zorgen toen ze ongehoorzaam waren

33. Anderen volgen de handelwijze van Adam, die niet werd bedrogen maar opzettelijk verkoos ongehoorzaam te zijn (Judas 5, 11).

34. + 31 Door geloof is Rachab, de prostituee, niet omgekomen met degenen die ongehoorzaam waren, want ze had de verkenners in vrede ontvangen.

35. Toen de vrouw van Potifar hem tot het slechte probeerde te verleiden, kwam het niet eens bij hem op om ongehoorzaam te zijn aan Jehovah.

36. Want ook wij waren eens onverstandig, ongehoorzaam, misleid, slaven van velerlei begeerten en genoegens, voortlevend in slechtheid en afgunst, verfoeilijk, elkaar hatend.” — Titus 3:2, 3.

37. Aan zijn medechristen Titus schreef hij: „Want ook wij waren eens onverstandig, ongehoorzaam, misleid zijnde, slaven zijnde van verscheidene begeerten en genoegens.” — Titus 3:3.

38. Wij leven inderdaad in de tijd waar Paulus van geprofeteerd heeft, waarin ‘de mensen [...] zelfzuchtig [zullen] zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig.

39. Wij moeten echter in gedachte houden dat hoewel Jehovah de macht heeft degenen die hem ongehoorzaam zijn te straffen — hetgeen hij vaak heeft gedaan — hij beslist niet bloeddorstig of wreed is.

40. De apostel Paulus voegde eraan toe: „De mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, . . . ongehoorzaam aan ouders [zijn], . . . niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing.” — 2 Timótheüs 3:1-5.

41. We leven in de stormachtige, gevaarlijke tijden die Paulus heeft beschreven: ‘De mensen zullen zelfzuchtig zijn, [...] aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, [...] lasteraars, onmatig, [...] met meer liefde voor genot dan voor God’ (2 Timoteüs 3:2–4).

42. De apostel Paulus profeteerde dat de mensen in deze laatste tijd ‘hun ouders ongehoorzaam’ zouden zijn, ‘liefdeloos, (...) afkerig van het goede, (...) met meer liefde voor genot dan voor God’ (2 Timoteüs 3:2–4).

43. Satans wereld wordt gekenmerkt door „onrechtvaardigheid, goddeloosheid, hebzucht, slechtheid, . . . afgunst, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid, terwijl [de mensen] heimelijke fluisteraars zijn, achterklappers, haters van God, onbeschaamd, hoogmoedig, aanmatigend, uitvinders van schadelijke dingen, ongehoorzaam aan ouders” (Romeinen 1:29, 30).

44. Deze profetie identificeert ons tijdperk als „de laatste dagen” en zegt over mensen dat zij ’zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, ongehoorzaam aan ouders zijn, deloyaal, zonder natuurlijke genegenheid, zonder zelfbeheersing, heftig, opgeblazen van trots, met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God’.