omkomen in French

omkomen [ɔmkomən] passer périr, s'abîme

Sentence patterns related to "omkomen"

1. laat ik jouw wortel omkomen van honger

2. Als we dit langer uitstellen kunnen er veel burgers omkomen.

3. Als mensen zich niet in veiligheid brengen, zullen ze omkomen.

4. Zou u haar redden als er 80 anderen kunnen omkomen? Ja.

5. Jammer dat't allemaal voor niets is, als ze straks van de honger omkomen.

6. Velen in Jeruzalem zullen dan ook de hongerdood sterven of door een epidemische ziekte omkomen.

7. 9 Degenen die in deze stad blijven, zullen omkomen door het zwaard, door de hongersnood of door de epidemie.

8. De inwoners van Jeruzalem die in de stad zouden blijven, zouden omkomen door de hongersnood, de pestilentie en het zwaard.

9. En zoveel van onze instellingen, zelfs voetbal, dat vroeger een plezierig tijdverdrijf was, veroorzaken nu rellen waarbij mensen zelfs omkomen.

10. De laatste van hen zal omkomen in de snel naderende „oorlog van de grote dag van God de Almachtige”. — Openbaring 16:14, 16.

11. Ze hebben hem in de waterput gegooid en hij zal daar van honger omkomen, want er is in de stad geen brood meer.’

12. 2 In tegenstelling tot de oorlogen van mensen, waarin zowel de goeden als de slechten omkomen, zullen in Armageddon alleen de slechten worden vernietigd (Psalm 92:7).

13. 14 Want als je nu niets zegt, komt er voor de Joden wel hulp en redding uit een andere bron,+ maar jij en je vaders familie zullen omkomen.

14. 14 En omdat zij hun hart afwenden, zegt de profeet, en de Heilige van Israël hebben aversmaad, zullen zij in het vlees ronddolen en omkomen, en een baanfluiting en een cschimpnaam worden en onder alle natiën worden gehaat.

15. 33 De man uit je familie die bij mijn altaar dienst mag blijven doen, zal het licht in je ogen laten doven en je veel verdriet bezorgen,* maar de meesten van je huis zullen omkomen door het zwaard van mensen.