marmer in French

marmer [mɑrmər] marbre

Sentence patterns related to "marmer"

1. Jij bent van marmer.

2. Het marmer komt uit Italië.

3. De speelruimte was met veelkleurig marmer geplaveid.

4. Waarom geen koraalrif in marmer of brons?"

5. De beste gedenktekens van gesneuvelden zijn niet van marmer.

6. Zijn er zoveel jaren voorbij dat het marmer zoveel rimpels heeft?

7. Stukje bij beetje wordt het marmer weggevreten.” — De Parijse krant Le Figaro.

8. HIJ ’TROF ROME AAN IN BAKSTEEN EN LIET HET ACHTER IN MARMER’

9. Het konden kostbare bouwstenen zijn geweest als marmer, albast of graniet.

10. Laten we dus de talloze in verf, marmer of pleisterwerk uitgevoerde „beeltenissen” terzijde schuiven.

11. Augustus beroemde zich erop dat hij „Rome had aangetroffen in baksteen en het achterliet in marmer”.

12. Een jongen vraagt Michelangelo hoe hij wist dat de Davidfiguur in een blok marmer zat.

13. 6 Er was linnen, fijne katoen en blauwe stof, vastgemaakt met koorden van fijn weefsel, purperen wol in zilveren ringen, en er waren marmeren zuilen, gouden en zilveren rustbedden op een vloer van porfiersteen, wit marmer, parelmoer en zwart marmer.

14. Delfstoffen, steen en marmer werden aangevoerd vanuit Cyprus, Griekenland en Egypte, en hout werd vanuit Libanon getransporteerd.

15. Een Bijbelgeleerde vergeleek dit met het in elkaar zetten van een standbeeld dat uit losse stukken marmer bestaat.

16. De vloeren kunnen van hout of van veelkleurig marmer geweest zijn, en de muren waren soms met cederhout betimmerd.

17. Dit was Zeus Agoraios, de veronderstelde inspirator van de retorica, aan wie een rijkversierd, uit kostbaar Pentelisch marmer gehouwen altaar werd gewijd.

18. Hij verandert Rome van een stad uit baksteen in een stad uit marmer, en het Ara Pacis is daar een spectaculair voorbeeld van.