manna in French

manna [mɑna] manne

Sentence patterns related to "manna"

1. Er zat ook een kruik met manna in.

2. Hun voorouders hadden in de wildernis veertig jaar lang alleen manna gegeten.

3. Zelfs Gods wonderbaarlijke voorziening van het manna werd een reden tot klagen

4. Dit was een wonderbare voorziening, net als het manna waar Jehovah geregeld voor zorgde.

5. Laat de kinderen hun ogen opendoen en het manna verzamelen (een of twee stukjes).

6. Het manna was geen normaal in de natuur voorkomend voedsel, zoals sommigen beweren.

7. De Ark bevatte de twee stenen tafelen van de Wet en ook wat manna.

8. Als zij het manna tot de zevende dag bewaren, zit het niet vol wormen en ook stinkt het niet!

9. Zij waren bijvoorbeeld in leven gebleven omdat hij de natie van manna voorzag, een eetbare substantie die als honingkoeken smaakte.

10. De volgende morgen zit het manna dat zij hebben bewaard, vol wormen en het begint te stinken!

11. Het volk begon de voortbrengselen van het land te eten en het op wonderbaarlijke wijze verschafte manna hield op.

12. Sommigen waren het beu het door God in de wildernis verschafte manna te eten en zagen ongetwijfeld uit naar een verandering in voeding.

13. Misschien herinnert u dat aan de gelegenheid toen de Israëlieten klaagden dat zij alleen maar manna te eten hadden.

14. De Israëlieten toonden gebrek aan dankbaarheid voor het manna dat hen in leven hield en noemden het „het verachtelijke brood” (Numeri 21:5).

15. Verzamelden ze meer dan ze die dag nodig hadden, dan begon het overgebleven manna te stinken en kwamen er wormen uit (Exodus 16:4, 20).

16. Mozes zei tot hen: „[Jehovah voedde] u in de wildernis met manna . . . om u te vernederen en om u op de proef te stellen.” — Deuteronomium 8:16.

17. De apostel Paulus maakt melding van de „ark des verbonds, waarin zich „de gouden kruik met het manna bevond en de staf van Aäron die uitgebot was, en de tafelen van het verbond”. — Hebreeën 9:4.

18. Nadat zij gezien hadden hoe Jehovah hen door middel van tien verwoestende plagen uit Egypte had bevrijd, een vluchtweg door de Rode Zee had geopend, het Egyptische leger dat hen poogde te achtervolgen had vernietigd, op de berg Sinaï het Wetsverbond met hen had gesloten waardoor zij tot Jehovah’s uitverkoren natie waren gemaakt en door een wonder dagelijks manna uit de hemel had verschaft om in hun levensonderhoud te voorzien, waren zij bevreesd het Beloofde Land binnen te gaan wegens enkele op reuzen lijkende Kanaänieten! — Numeri 14:1-4.