man in French
man [mɑn] époux, mari homme, mâle
Sentence patterns related to "man"
1. Een man heeft altijd een man gehad.
2. Het is een man tegen man gevecht.
3. Bedankt, man.
4. Gestoord, man.
5. man, MBROLAFestivalVoiceName
6. Mijn man?
7. Verdomme, man.
8. man, FestivalFestivalVoiceName
9. Nare man.
10. Bier man!
11. Belachelijke man.
12. De vegetatieve man is gewekt door de cynische man.
13. Zoals deze man.
14. Tsjechische man, MBROLAFestivalVoiceName
15. Een knappe man.
16. Een zwarte man.
17. Man 6: Allemachtig!
18. De onzichtbare man.
19. Amerikaanse man, HTSFestivalVoiceName
20. Gratis advies, man.
21. Rustig aan, man.
22. Lee Man Ho...
23. Schotse man, HTSFestivalVoiceName
24. Je rijke man.
25. Britse man, OGCFestivalVoiceName
26. Amerikaanse man, OGCFestivalVoiceName
27. Verzamel honderd man.
28. Koppige oude man...
29. Paraderen zonder vergunning, man.
30. Ik omgekocht een man.
31. Een man als oppas?
32. Die gekke oude man?
33. Die man is'n monster.
34. De man draagt horentjes.
35. De man is verslagen
36. Een man kwam binnen.
37. Half man, half kangaroe?
38. Het is bullshit, man.
39. Ja, teleportatie-residu, man.
40. Het is bloed, man.
41. Dat was gemeen, man.
42. Dertig man infanterie rechts.
43. Zijn Action Man vernield?
44. Canadees-Engelse man, MultisynFestivalVoiceName
45. Man: Neem de schoenen.
46. Zo een succesvolle man.
47. Een volgzame, aanbiddende man.
48. Achtentwintig man werden gearresteerd.
49. Vertel me, goede man.
50. Niet zo hard, man.