dokter in French

dokter [dɔktər] docteur, médecin, docteurmédeci

Sentence patterns related to "dokter"

1. Dokter!

2. Werkelijk, dokter.

3. Dag, dokter.

4. Bravo, dokter.

5. Welterusten, dokter.

6. M'n moeders dokter.

7. Rebellie is aanstekelijk, dokter.

8. Hij is een dokter.

9. En naar de dokter.

10. Dokter Cuddy, onze held.

11. Ik ben een dokter.

12. Wat zei de dokter?

13. Nooit de jongens, dokter.

14. De dokter van uw vrouw.

15. Een lange dokter, zeg je?

16. Dokter, aarde in de longen...

17. Ik heb je aantekeningen, dokter.

18. Dokter, die vertalers waren vroom.

19. Waar is uw broer, dokter?

20. Dokter, korpschef Naci is hier.

21. Je hebt een dokter nodig.

22. Ik ken die heldhaftige dokter.

23. Waren er meer gewonden, dokter?

24. Of onderzoek hem als dokter.

25. Wilt u'm weer oplappen, dokter?

26. Je vriendin heeft een dokter nodig.

27. Jongen wordt ingenieur, meisje wordt dokter.

28. Dokter Harford, hier is uw kwitantie.

29. We hebben een dokter nodig.

30. Ik doe niks anders, dokter.

31. Succes met de operatie, dokter.

32. Ik wil een dokter zien!

33. Dokter Day, alstublieft naar de OK.

34. Als dokter in de verschillende geestesziekten.

35. Dokter dat is de prostaat, toch?

36. U bent erg ad rem, dokter.

37. Dokter, heeft u de doodskist gevonden?

38. De dokter zal wel argwaan krijgen.

39. Dit is een gesloten afdeling, dokter.

40. De essentie van je beroep, dokter.

41. Ga niet mee in zijn waanzin, dokter.

42. Wie was de dokter van jouw moeder?

43. Niet uw dochter, subhan'Allah. Een andere dokter.

44. Een dokter is haar aan het onderzoeken.

45. Waarom ga je weg bij dokter Hazel?

46. Wil de dokter niet iets fleuriger?

47. Hij was worstelaar; hij was dokter.

48. De dokter zegt dat behandeling eenvoudig is.

49. Kameraad dokter, ik heb een arts nodig.

50. Je hebt geen sarcofaag nodig, maar een dokter.