doen ontaarden in French
doen ontaarden [dunɔntardən] abâtardi
Sentence patterns related to "doen ontaarden"
1. Of ontaarden gesprekken vaak in verhit geredetwist?”
2. Toch hoeft uw huis niet te ontaarden in ’een huis vol ruzie’ (Spreuken 17:1).
3. Anders zou de bruiloft in losbandigheid kunnen ontaarden en aanleiding tot struikelen kunnen geven. — Romeinen 14:21.
4. Ze kan relaties kapotmaken terwijl ze de natuurlijke uiting van seksuele intimiteit in een voyeuristische activiteit doet ontaarden.
5. Vraag de cursisten in het kort enkele situaties of bezigheden op het bord te zetten die makkelijk in twist kunnen ontaarden.
6. Boos meisje wil doen wat zij doen.
7. Als zij niets doen, doen wij ook niets.
8. Doen maar.
9. Sociaal doen.
10. Verwaand doen.
11. Niet doen.
12. Dat doen ouders.
13. Wie doen het?
14. Wat te doen?!
15. Blijf stoer doen.
16. Ze doen straatspelletjes.
17. Waarom moeite doen?
18. Even open doen.
19. Een aanzoek doen?
20. Niet zielig doen.
21. Da's te doen.
22. Wat doen jullie?
23. “Jehovah zal geen goed doen en hij zal geen kwaad doen.”
24. Stuwraketten doen het weer.
25. Wat doen ze dan?