clan in English

clan [klɛn] cla

Sentence patterns related to "clan"

1. Durotan beschermt zijn clan.

2. Dark Stone Clan Leader

3. Dit is een clan, geen liefdadigheid.

4. Eerstgeborene van clan Dun Broch.

5. Een krijger van de Jarhead Clan.

6. Ik moet ons bevrijden van de meedogenloze Kever-clan.

7. En ons omhoog werken tot een eigen Leg Clan.

8. Je behoort tot de clan van de Bidsprinkhanen, nietwaar?

9. Het bedroeft ons dat een demoon uit onze clan is gekomen.

10. Je stelt je vertrouwen in een clan moordenaars die voor geld doden?

11. Tijdens de Satsuma-opstand van 1877 voerde Kuroki een regiment aan tegen zijn eigen clan.

12. Van de 10de tot de 15de eeuw was de positie continu in handen van de Hakuo clan uit Shirakawa.

13. In 1156 wist hij samen met Minamoto no Yoshitomo, hoofd van de Minamoto-clan, de Hogen-opstand neer te slaan.

14. Men ziet haar zich -- in historisch perspectief -- uitbreiden van het dorp naar de clan, naar de stam, naar de natie, naar andere rassen, naar beide seksen en, met Singers eigen argumenten, als iets dat we uit moeten breiden naar andere wezens met gevoel en bewustzijn.