binnen in English

binnen [binən] a, in, inside, into, on, per, within inside inside, within until, till

Sentence patterns related to "binnen"

1. Of we pompen binnen tien minuten slaapgas naar binnen.

2. Naar binnen, opschieten.

3. Haal hem binnen.

4. Ik kom binnen.

5. Ze vallen binnen.

6. Zelfbeheersing binnen het huwelijk

7. Jij sterft van binnen.

8. Schiet binnen de cirkel.

9. Breng hem naar binnen.

10. Zij kwamen schietend binnen.

11. Kunnen we binnen praten?

12. Ze kijken naar binnen.

13. Ik wou binnen eten.

14. Jaag ze naar binnen!

15. Ik hoor wat lawaai binnen:! Lieve liefde, adieu - [ Verpleegkundige gesprekken binnen. ]

16. We zijn al binnen.

17. illegale positie binnen gegevensbron

18. Ze stormde's avonds binnen.

19. Een man kwam binnen.

20. Ophelia komt geschrokken binnen.

21. Ja, binnen in de schaduw.

22. Niemand kan binnen of buiten.

23. Haal de sonde naar binnen.

24. De satellietbeelden zijn net binnen.

25. Laat me binnen, kleine drol!

26. Waar gaan we naar binnen?

27. Het geld is binnen gekomen.

28. Binnen het venster, titelbalk & & rand

29. Daarop komen honderden brieven binnen.

30. Voedzaam eten binnen uw bereik

31. Er is een vijand binnen.

32. Zowel binnen als buiten school.

33. Spreek, vriend en kom binnen.

34. Soren komt de kamer binnen.

35. Mensen binnen zijn zeker gewapend.

36. Misschien ging hij naar binnen.

37. De cavalerie is toch binnen gegaan.

38. We praten over dit binnen, Carrie.

39. Soms bleef ik daarom wekenlang binnen.

40. We zullen binnen dit palet spelen.

41. Dr. Wells, het weerbericht is binnen.

42. Het monster slokte het naar binnen.

43. Hij heeft banden binnen de politie.

44. We mogen niet zomaar naar binnen.

45. Maar het bracht zoveel mensen binnen:

46. Dus u liet de trol binnen?

47. Nu komt de vijand van binnen.

48. Dit valt binnen de toegestane waarden.

49. Hou alles binnen een kilometer vrij.

50. Ze zijn er binnen het uur.