bewegen in English

bewegen [bəweɤ°ən] move, stir affect, agitate, move actuate, move move

Sentence patterns related to "bewegen"

Below are sample sentences containing the word "bewegen" from the Dutch - English Dictionary. We can refer to these sentence patterns for sentences in case of finding sample sentences with the word "bewegen", or refer to the context using the word "bewegen" in the Dutch - English Dictionary.

1. Bewegen.

2. Indrukken, omhoog bewegen, naar links bewegen, loslaten.Name

3. Indrukken, naar beneden bewegen, naar boven bewegen, naar beneden bewegen, loslaten.Name

4. Indrukken, omhoog bewegen, omlaag bewegen, loslaten.Comment

5. Niemand bewegen!

6. Indrukken, naar beneden bewegen, naar boven bewegen, loslaten.Name

7. Ze bewegen nooit?

8. Niet bewegen.

9. De stukken bewegen.

10. De figuren bewegen niet.

11. Ik moet bewegen.

12. Je lippen bewegen.

13. Indrukken, naar rechts bewegen, loslaten.Comment

14. Iedere arm kan hierdoor zelfstandig bewegen.

15. Er bungelen tentakels aan die bewegen.

16. Indrukken, naar beneden bewegen, loslaten.Name

17. Dus ik leerde om nooit te bewegen.

18. Ik voel het in mijn lichaam bewegen.

19. Eindelijk, rond middernacht, begon Boaz te bewegen.

20. Maar de punten bewegen helemaal niet.

21. Ze zouden niet zoveel moeten bewegen.

22. Dus bewegen ze in korte rukjes.

23. Waarom bewegen we op deze specifieke manieren?

24. En Japan probeert daar omhoog te bewegen.

25. Rastercellen bewegen dan dit standpunt door die ruimte.

26. Hij kan dingen laten bewegen met z'n gedachten.

27. Classy bewegen, Carrie, rekening voordeel van mijn broer.

28. Ik heb anderhalve seconde om te bewegen.

29. Vorig jaar kon ik bijna niet bewegen.

30. Bever, zijn er nog dapperen die zich bewegen?

31. „Vorderingen maken” betekent „zich voorwaarts bewegen, vooruitgang boeken”.

32. Het kan hem ertoe bewegen geestelijke verantwoordelijkheden te verwaarlozen.

33. In principe, laat't ze opstaan en bewegen.

34. Ze had zich niet meer moeten kunnen bewegen.

35. Zie je hoe het daar begint te bewegen?

36. Als ze bewegen, knal je hun kop eraf.

37. Onthoud vooral dat je lichaam wil bewegen, niet stilzitten.

38. We moeten bewegen zodat ons bloed goed kan stromen.

39. En die stenen zijn schubben, die het beest laten bewegen.

40. Vanwege de dichte begroeiing kun je je bijna niet bewegen.

41. Oh, zou dit niet elke tong doen bewegen in Rome?

42. Alleen omdat hij u de uwe zag bewegen.

43. Hij kan amper zijn armen en benen bewegen.

44. Maria voelde de baby in haar buik weer bewegen.

45. Ik mag niet bewegen anders zou ik naar m'n moeder zwaaien.

46. " Meester, bewegen de takken zelf of komt het door de wind? "

47. Patiënten met hoge en lage dwarslaesies dromen elke avond over bewegen.

48. Om te bewegen en te balanceren, moet Rezero de bal draaien.

49. Waartoe moeten gebeden om vergeving ons bewegen, met welk heilzame resultaat?

50. De bries die ze doet bewegen is verantwoordelijk voor hun ontstaan.